Thematische workshops

De rode draad doorheen het project is het updaten van de bestaande richtlijnen uit de Technische Voorlichting (WTCB, 2006). Via verschillende workshops werd samen met groendakexperts systematisch rond volgende thema’s gewerkt. De belangrijkste aanbevelingen worden hieronder weergegeven. Het WTCB gaat hiermee aan de slag om de Technische Voorlichting te vernieuwen. Het uitgebreid eindverslag kan u hier terugvinden na afloop van het project.

Aanbevelingen:

  • Voorzie een uniforme definitie voor de term ‘groendaksubstraat’, waarbij meer focus zit op toepassing en functie. Ook voor de term ‘verduurzaming’ is een definitie nodig.
  • Werk maken van kwaliteitsvoorschriften en bijhorende certificatiesystemen voor groendaksubstraten in België.
  • Kennisverhoging rond het belang en de samenstelling van kwaliteitsvol groendaksubstraat
  • Herbekijk de inklinkingscijfers van groendaksubstraten na aanleg.
  • Stimuleer de zoektocht naar duurzame minerale elementen.
  • De richtlijnen in de nieuwe TV dienen richtinggevend te zijn en bij te dragen aan algemene kennisverhoging, maar we moeten blijven openstaan voor nieuwe ontwikkelingen in de sector.
  • Voorzie informatie rond de Hemelwaterverordening en richtlijnen inzake regenwaterhergebruik van groendaken.

Aanbevelingen:

  • De gewenste doelvegetatie opnemen in het bestek.
  • De kennis omtrent biodiverse groendakbeplanting verhogen.
  • De lijst van geschikte en schadelijke plantensoorten updaten
  • Substraatdikte moet minstens 8cm dik zijn (na inklinking en inclusief substraatdikte van eventuele vegetatiemat) OF het gehele groendak moet minimum 35 l/m² waterbuffering garanderen.
  • Een richtlijn specifiek voor irrigatie opnemen in de nieuwe TV
  • Richtcijfers opnemen in TV over hoeveelheid plantenmateriaal bij aanplant en de verwachte bedekkingsgraden na verloop van tijd.

 

Aanbevelingen:

  • Nood aan extra sensibilisering omtrent het belang van groendakonderhoud.
  • Voorzie een voorbeeld onderhoudscontract met de nodige op te nemen elementen (o.a. doel, omschrijving onderhoudsmaatregelen, gewenste eindbeeld en garantiebepaling).
  • Uitgebreidere sectie rond groendakonderhoud in vernieuwde TV
  • Onderscheid maken tussen start- en opvolgonderhoud
  • In de ontwerpfase reeds nadenken over de toegang tot het dak en de veiligheid.
  • Laat een zekere graad van spontane kolonisatie toe. Verwijder de potentieel schadelijke planten manueel en selectief.
  • Richtlijnen rond duurzame irrigatie opnemen in de nieuwe TV.
Aanbevelingen:

  • Zorg voor info over verschillende types platte daken (warm dak, omkeerdak, compactdak, …), welke aan- of afgeraden wordt, en de verenigbaarheid ervan met een groendak.
  • Herbekijk de gewichten van groendaken in waterverzadigde toestand. Voor kwalitatieve extensieve groendaken rekening houden met minstens 80 kg/m² permanente belasting eerder dan 30-40 kg/m².
  • Verduidelijk en/of vul de eisen voor de isolatie aan (klassen P3-P4), met een aanpak geval per geval en berekening van de belastingen en hun verdeling (zoals in de recentere TV 253 en TV 280).
  • Dakafdichting moet voldoen aan norm NBN EN 13948. Een tweelaagse afdichting geniet de voorkeur. Andere systemen zijn ook mogelijk indien ze aan de norm rond wortelweerstand voldoen, afgestemd zijn op de bovenliggende groendakmaterialen, en mits de nodige veiligheidsmaatregelen genomen worden. Er moet ook een onderscheid worden gemaakt tussen het gebruik van afdichtingsmaterialen voor een extensief of intensief groendak. Bij een intensief groendak wordt het belang van een tweelaagse afdichting groter.
  • Aanpassingen zijn nodig aan de algemene principeschema’s en uitvoeringsdetails van dakdetails en aansluitingen.
  • Grindzone niet standaard aanraden: enkel waar nodig voor brand- of windrisico. Ook alternatieve oplossingen melden (bv. tegels), aangezien grind ook voor problemen kan zorgen.
  • Rol van de betrokken actoren contractueel vastleggen.
  • Voorafgaand algemeen overleg tussen (groendak)aannemer, dakdichter en andere bouwaannemers ten sterkste aangeraden!

Nood aan:

  • Een duidelijk classificatiesysteem met hoofd- en subtypes van groendaksystemen.
  • Een definitielijst van veel gebruikte vaktermen.
  • Minimale kwaliteitseisen bij ieder type groendak.
  • Meer nadruk op het nodige onderhoud in de bestekteksten.
  • Een verplichting tot uitvoering van een waterdichtheidstest voor aanleg groendak.
  • Een duidelijke omschrijving van retentiedak.
  • Meer advies over de voordelen van de combi groendak en zonnepanelen.

Met ‘Afwerking’ bedoelt men hier verschillende aspecten: windweerstand, brandnormering en randafwerking (vegetatievrije strook, afvoerpunten en valbeveiliging).

Aanbevelingen:

  • Wind: tekst en bijlage van de herziene TV 229 aanpassen aan de Eurocode; naar TV 280 en vereenvoudigde artikels verwijzen; tekst nuanceren in verband met het gebruik van grind als ballast (zie 3de punt hieronder).
  • Brand: eisen van het KB van 2012 in de herziene TV 229 kort uitleggen en illustreren.
  • Randafwerking – vegetatievrije strook, afvoerpunten: rol en mogelijkheden uitleggen in herziene TV 229. De opgedane ervaringen in verband met het gebruik van grind in de randzones zullen in rekening worden gebracht, de nadelen en aandachtspunten zullen benadrukt worden en de alternatieven voorgesteld.
  • Randafwerking – valbeveiliging – borstwering: in de herziene TV 229 gaan de hoofdprincipes en eisen van de norm NBN B 03-004 kort uitgelegd worden, evenals de gevallen waar ze van toepassing zijn. Het is belangrijk om mensen bewust te maken van het bestaan van een norm met betrekking tot valbeveiliging en wanneer deze van toepassing is, evenals een idee te geven van de verbonden eisen, zonder alle details.
  •  

Dit extra thema komt voort uit verschillende besprekingen waarbij aanvullende veiligheidsmaatregelen voor de waterdichtheid van het dak zinvol blijken, zoals bij het toepassen van een éénlaagse afdichting, of een intensiever gebruik van het groendak. Over het algemeen zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen voor de waterdichtheid sowieso zinvol bij groendaken omdat de afdichting niet langer zichtbaar en moeilijk bereikbaar is. Verschillende systemen die toelaten om de aanwezigheid van vocht in het platdakcomplex te detecteren werden onderzocht en vergeleken. Een overzicht is terug te vinden in het 2de deel van het eindrapport (link toevoegen).

Feedback van de sector:

  • Nog weinig ervaring met deze systemen. Enige ervaring met elektrisch geleidende onderlagen, maar weinig in België. Integriteitscontroles bij oplevering van een plat dak zijn meer courant.
  • Prijzen hebben de grootste invloed op de overweging om een systeem te testen en op de keuze ervan.
  • Belangrijke elementen:
    • Functie van de ruimte onder het dak: indien zeer hoogwaardig is (datacenter, opslag van hoogwaardige goederen, …) kan het interessant zijn,
    • Interessant voor een smart/voorbeeldig gebouw,
    • Heeft ook meer zin in het kader van een DBFM-contract (Design, Build, Finance and Maintain), als extra dienst,
    • Nuttig als men wenst voor een dakopbouw te kiezen die van TV 229 afwijkt (bv. éénlaagse afdichting), voor een extra veiligheid,
    • Moet eerder van de bouwheer of de architect komen, die dit vanaf het ontwerp moet voorzien.
  • Indien een extra (hechtende) laag in het dakcomplex wordt geïntegreerd moet de windweerstand opnieuw getest worden.
  • Continue monitoring heeft als voordeel dat men het dak niet moet betreden (tov systemen met punctuele controles).
  • Er moet niet noodzakelijk een systeem met een lokalisatie van het lek zijn, een verwittiging wanneer er vocht in het dakcomplex wordt gedetecteerd lijkt voldoende.
  • Systemen moeten door de dakafdichter geplaatst kunnen worden (anders extra coördinatieproblemen).
  • Meestal voorkeur of meer vertrouwen in een initiële controle vóór het plaatsen van het groendak. De dakafdichting wordt echter door de plaatsers en nadien door de gebruikers van het groendak belopen.
  • Mogelijke risico’s voor de gezondheid van geleidende primers?
  • Vraag over de garantie die men heeft over de werking van de systemen op termijn.

Duurzame substraten

Momenteel bestaat groendaksubstraat grotendeels uit poreus gesteente (vaak lavagesteente) afkomstig uit het Eifelgebied in Duitsland. Dit materiaal wordt niet lokaal ontgonnen en is bijgevolg duurder, het heeft een aanzienlijke milieu-impact, en de ontginning uit de groeves is ook niet oneindig. Er is dus dringend nood aan alternatieve substraatmaterialen. Urban mining kan hiertoe ingezet worden. Hierbij worden gebruikte materialen uit de stad gewonnen en vervolgens hergebruikt. In het kader van Green Roofs Up! werden de eigenschappen van verschillende bouwmaterialen nader bekeken. Van een selectie beloftevolle materialen werd de milieu-impact nagegaan en werd een eerste inschatting gemaakt van de financiële haalbaardheid. Het eindverslag kan u hier raadplegen na afloop van het project.

Uit een groep van tien potentiële alternatieve materialen werden vier materialen gekozen om verder getest te worden: gebroken rode baksteen, gerecycleerd gemengd aggregaat, gebroken keramische dakpannen en gebroken schuimglas. In het eerste alternatief substraat wordt enkel gebroken rode baksteen  gebruikt in combinatie met een kleine hoeveelheid compost. In de andere twee substraten wordt gebroken schuimglas gebruikt in combinatie met gerecycleerd gemengd aggregaat of gebroken keramische dakpannen. Hier zijn twee redenen voor. Ten eerste zijn gemengd aggregaat en keramische dakpannen beiden materialen met een hoog gewicht. Door ze te combineren met een veel lichter materiaal, namelijk schuimglas, wordt dit probleem omzeild. Hiernaast compenseert schuimglas ook voor de minder ideale technische kenmerken van de andere materialen zoals waterretentie en zuurtegraad.

Via een levenscyclusanalyse (LCA) werd de milieu-impact van een klassiek en de drie alternatieve groendaksubstraten gekwantificeerd. Als samenstelling van een klassiek groendaksubstraat werd voor 50% puimsteen, 40% lapillus, 5% compost en 5% turf gekozen. Uit de gevoerde LCA werd duidelijk dat transport (rode en oranje balken in figuur) een belangrijke factor speelt in de milieu-impact van dergelijk substraat. Voor turf als organisch materiaal moet absoluut een alternatief gebruikt worden. Turf is een fossiele brandstof, het gebruik ervan heeft bijgevolg een grote impact op het milieu. Voor het demodak werden de alternatieve substraatmaterialen doorom gemengd met lokale groencompost met Vlaco-attest.

Door het gebruiken van gerecycleerde en lokale materialen, wordt de productiekost verwaarloosbaar en neemt de milieu-impact door het transport sterk af. Voor elk alternatief substraat daalt de milieu-impact met ongeveer 50% in vergelijking met het klassieke groendaksubstraat met optimaal transport (per boot).

 

Studenten Handelsingenieur aan UHasselt onderzochten of de alternatieve substraten een potentiële markt kunnen hebben. Deze marktstudie bestaat uit onderzoek naar: de vraag naar het substraat, het aanbod ervan en de prijs.

Naar schatting blijkt dat de vraag naar extensieve groendaken in 2022 in Vlaanderen 771.104 m2 bedraagt. Op basis van een substraatdikte van 0,8cm werd berekend dat er anno 2022 61.688m³ groendaksubstraat nodig is, wat overeenkomt met bij benadering 53.977 ton.

De prijs van lavagesteentesubstraat bedraagt ongeveer 30-35 euro per ton voor substraatfabrikanten. De prijzen nemen jaarlijks toe vanwege stijgende transportkosten en de ontginning die onder druk komt te staan. Na toelevering dient het lavagesteente nog verder te worden bewerkt, en neemt de kostprijs voor de particulier nog toe.

De marktstudie toont aan dat de  beschikbaarheid aan gerecycleerde materialen momenteel onvoldoende is om al het groendaksubstraat om te vormen naar een duurzamer alternatief. Er is wel voldoende materiaal te verkrijgen om alvast een grote oplage alternatief groendaksubstraat te produceren naast het klassieke groendaksubstraat. De B2B prijs hiervan is ook interessant in vergelijking met de prijs van lavagesteente.

 

Onderhoud

Het onderhoud van groendaken is een niet te onderschatten activiteit om de levensduur, de efficiëntie en de esthetiek op lange termijn te garanderen. Algemeen kan gesteld worden dat twee onderhoudsbeurten per jaar voorzien dienen te worden voor extensieve groendaken, en minstens vier voor semi-intensieve en intensieve groendaken.

Om huidige en toekomstige groendakeigenaars zo goed mogelijk te sensibiliseren over het belang van geregeld groendakonderhoud, werd een laagdrempelige infobrochure opgesteld: Link naar infofiche

Er moet gestreefd worden naar een droogteresistent ontwerp met droogteresistente planten en voldoende waterretentie, waardoor irrigatie overbodig is of enkel nodig tijdens het startonderhoud. Men kan anticiperen op waternood door aanpassingen in de opbouw (drainage + substraatdikte). Ook van belang is dat klanten al vanaf het begin geïnformeerd worden dat het groendak van nature niet steeds groen zal zijn en dat er een zekere dynamiek in de beplanting doorheen de tijd te zien is.

Voor een uitgebreide bespreking van groendakonderhoud kan u hier het eindrapport raadplegen na afloop van het project.